Stationsplein Apeldoorn |
Apeldoorn, Nederland Lodewijk Baljon landschapsarchitecten 2007
|
---|
Vliegdennen, een zandkleurige vloer, ruimte – het is voldoende om in het hart van Apeldoorn een Veluws landschap te maken
Het landschap van de Veluwe is iconisch: de bossen, heides en stuifzandvlakten staan bij de meeste Nederlanders in het geheugen gegrift.
Om de verbinding tussen de noord- en de zuidzijde van het spoor te verbeteren, legde de gemeente Apeldoorn in 2007 een fiets- en voetgangerstunnel aan. Ook het stationsplein – op dat moment niet meer dan een verkeersknooppunt met bushaltes en parkeerplaatsen – onderging een gedaantewisseling. De gevels rondom het plein boden ontwerper Lodewijk Baljon weinig aanknopingspunten en dus wendde hij zich tot het landschap van de nabijgelegen Veluwe. Hij zei: ‘Apeldoorn is de hoofdstad van de Veluwe. Als je uitstapt moet het onmiskenbaar zijn dat je op de Veluwe bent aanbeland.’ Door op het relatief grote stationsplein een link te leggen met de Veluwe, hoopte Baljon een unheimisch gevoel van leegte te voorkomen. Een leeg plein voelt leeg, een leeg landschap niet, aldus de Amsterdamse landschapsarchitect.
Al met een paar elementen wordt dit kenmerkende landschapsbeeld opgeroepen. Op het stationsplein in Apeldoorn zijn dit het zand en het naaldbos. De randen van het plein zijn beplant met vliegdennen, een letterlijk citaat van het oorspronkelijke landschap. De takken van de grillige bomen vormen een naaldendak. De bestrating is uitgevoerd in gele granietkei. Het ruwe, aardse karakter verwijst naar het mulle zand van de stuifzandvlakten. De keitjes zijn in veelvormige vlakken gelegd – omdat naden ontbreken lijkt het alsof de verharding één vlak vormt. Op het stationsplein – in de vorm van een halve kom – staan verschillende elementen: een watertafel, een skatebaan, een oude plataan en grove betonnen zitblokken, bedoeld om het landschapsgevoel niet te vertrutten met bankjes. Op de keerwand bij de tunnel is een kunstwerk van Giny Vos aangebracht. 1,3 miljoen ledlampjes verbeelden een digitaal stuifzandlandschap. Onzichtbaar is de techniek die dit stukje Veluwe in de stad mogelijk maakt. Vliegdennen staan niet graag in verharding en dus zijn onder de grond rond de wortels speciale bunkers gebouwd. De boomspiegels bestaan uit verschillende ringen die met de bomen ‘meegroeien’.
Lodewijk Baljon roept de beleving van de Veluwe op door een open, glooiende ruimte waarin stedelijke functies logisch hun plek vinden. Net als de echte Veluwe heeft het plein niet per se mensen nodig om toch karaktervol te zijn. Daarmee is, naast het zand en het naaldbos, een derde iconisch element benoemd: de ruimte.