II. |
Jan Maas (BOOM Landscape) over de Hondsrugtuin in Haren |
---|
‘In de Hortus Haren stond vanaf de jaren zeventig een grote plantenkas, die warm gestookt werd op aardgas. De kas stond op een prominente plek direct achter de entree. Het was het eerste wat je bij bezoek tegenkwam en huisvestte een indrukwekkende collectie planten. Omdat stoken op aardgas niet meer van deze tijd is en bovendien erg kostbaar, was de Hortus een paar jaar geleden gedwongen de kas te saneren. Wat met deze plek te doen werd onderwerp van een serie bijeenkomsten met Stichting Behoud Groene Hortus en landschapsarchitect Ernst van der Hoeven. In die periode was de Hondsrug net als Geopark op de lijst van UNESCO Werelderfgoed geplaatst. De Stichting vond de Hondsrug letterlijk en figuurlijk een goed vertrekpunt voor de herinrichting van dit belangrijke gebied in de Hortus. Letterlijk omdat de Hortus gelegen is op de noordelijke punt van de Hondsrug, figuurlijk omdat zo geprofiteerd kon worden van de plaatsing op de UNESCO-lijst’.
‘We kregen de vraag om met de Hondsrug als uitgangspunt een ontwerp te maken. Als ontwerper was dat een uitdagende vraag. Hoe kan je iets doen met zo’n subtiel geologisch fenomeen? Rijdend over de Hondsrug voel je enkel een klein hoogteverschil en zie je de beplanting veranderen van soorten voor nattere gronden zoals populieren en essen naar soorten als eiken en beuken. Een leek ervaart dat vrijwel niet. Ook lag er na sanering van de kas geen rug op het terrein, maar een krater, waar de grote betonnen kelderbak van de kas was uitgegraven’.
‘Het ontwerp moest vooral geen Efteling worden. We grepen terug op wat we als de kern van het landschap zagen. De Hondsrug bestaat in essentie uit een drietal geologische fenomenen: een hoge afzetting van keileem, in de ijstijd achtergelaten, neergestoven zand en daartussen uitgesleten beken.’
‘Maar hoe vertaal je dat? We gebruikten een methode a la Capability Brown. Zijn opdrachtgevers hadden de schilderijen van de toen populaire landschapsschilders voor ogen, die onderdelen ‘knipten’ uit het landschap en die in hun kunstwerk samenbrachten tot een idyllische collage. Dat fascineerde ons: een landschap werd vertaald in een kunstwerk, dat weer vertaald werd in een landschapsontwerp. Wij wilden dat op een zelfde manier doen, alleen hadden wij het kunstwerk niet. Met een vergrootglas onderzochten we daarom de geologische kaart van de Hondsrug, totdat we een ‘sample’ zagen dat geschikt was als basis voor het ontwerp. Een studie van oude (lucht)foto’s van beken in deze streek resulteerde in een goede sample dat de tweede laag in het ontwerp kon vormen. De derde laag waren de paden die herders in het landschap achterlieten en die we aflazen in oude topografische kaarten. Daarna zijn we de lagen gaan moduleren, aan gaan passen aan de specifieke plek waar het ontwerp moest komen te liggen in de Hortus. Belangrijk uitgangspunt voor ons was dat dit landschap toch als een tuin moest aanvoelen, het moest een zekere beslotenheid hebben.’
‘De uitvoering was een tour de force. Vierhonderd vrachtwagens keileem, een extreem arme grondsoort, waren niet zomaar te bestellen. Van een nabij bouwproject kon uiteindelijk keileem overgenomen worden. Het uitgangspunt voor de aanleg was een hele precieze maquette, waar elke afzonderlijke grondlaag van tien centimeter op werd aangegeven. Technische tekeningen werden niet gemaakt, de maquette was leidraad. Een instructie voor de aannemer gaf aan elke grondlaag een kleur (paars voor keileem, geel voor dekzand, enzovoort).’
‘Daarna werd in feite niets meer gedaan, een hele uitdaging voor een landschapsarchitect die gewend is in de laatste fase nog duizenden planten in de grond te zetten, of zakken zaad te strooien. Bij de oplevering lag er een kale grondrug. Ik dacht even: het lijkt alsof ik ze de kleren van de keizer heb verkocht. Het was een risico, maar we verwachtten twee dingen. Ten eerste dat de verschillende bodemsoorten een uitgebreid zadenarchief herbergden, die vanzelf de typische Hondsrugvegetatie zou opleveren. Ten tweede omdat de daadwerkelijk op de Hondsrug ligt dat er uit de buurt van alles zou komen aanwaaien. Om te voorkomen dat ook de exoten uit de Hortus zelf hier de kop op zouden steken, kreeg de beheerder een uitgebreid boekwerk met instructies mee van alle plantensoorten die er per bodemsoort zou moeten staan.’
‘Het ontwerp lijkt, nog geen twee jaar na de aanleg, een succes. De tuin werd in zijn primitieve toestand niet alleen overgedragen aan de natuur, maar ook aan de Stichting, de Vrienden van de Hortus en de beheerder. Zij moeten er nu mee aan de slag. Ook biologen zijn enthousiast en zagen in het eerste seizoen al de brunel, wilde bertram en dagkoekoeksbloem bloeien. Zeldzame boreale soorten, die worden beschouwd als relicten van de ijstijd, als Noords walstro en Zweedse kornoelje zijn ook al gesignaleerd.’