I. |
Harro de Jong (Buro Harro) over het Bartokpark in Arnhem |
---|
‘Tien jaar geleden kwam ik in Arnhem wonen en werken. Ik vond deze stad fantastisch, mooi gelegen aan de Veluwe en aan de Rijn. Ik was jubelend over het landschap, maar als ik dit tegen inwoners van Arnhem vertelde keken ze me vreemd aan. De meesten zagen de stad helemaal niet als onderdeel van de Veluwe. Park Sonsbeek was voor hun geen uitloper van het Veluwelandschap; de Veluwe, dat was de Hoge Veluwe. De stad zelf profileerde zich ook helemaal niet op deze manier. In beleidsdocumenten en visies was de noordrand van de stad slechts gearceerd en aangegeven als ‘bos’. Ik ging op onderzoek uit. Vanaf het Sonsbeekpark leek het me drie dagen wandelen naar Harderwijk, dwars door de Veluwe. Maar de fysieke verbindingen vanuit de stad waren er vrijwel niet, je moet grote barrières over, zoals de Schelmseweg. Kortom: ik merkte weinig bewustzijn en trots bij de inwoners van Arnhem, voor wat betreft het landschap waar hun stad in lag.’
‘Op twee manieren wilde ik daar iets aan doen. Allereerst op twee oude militaire terreinen een culturele enclave oprichten. Zo trokken we Arnhem als het ware de Veluwe op. Als tweede wilde we de Veluwe Arnhem in halen. Arnhem Centraal Station – dat in die periode al jarenlang in de steigers stond – was een grote bouwput. Wat zou het fantastisch zijn als je op die grote zandvlakte een heidelandschap zou kunnen aanleggen, met het idee dat je vanuit de trein direct met het landschap in aanraking zou komen. Edwin Verdurmen, directeur van architectuurcentrum CASA, raakte erbij betrokken en probeerde partijen over te halen hier deze tijdelijke aanleg te realiseren. Uiteindelijk werd er toch iets gebouwd naast het station en moest gezocht worden naar een andere locatie.’
‘Het idee bleef, de plek veranderde alleen. Tijdens een borrel in Showroom Arnhem, een creatieve projectlocatie, waar CASA zich ook bevindt, keek ik met Edwin Verdurmen en architect Peter Groot naar buiten. Hier lag een braakliggend stuk land, eigendom van projectontwikkelaar Synchroon. Die had daar een kerkje gesloopt met de bedoeling hier een supermarkt en woningen te gaan bouwen. Door de crisis ging dat niet door. Jarenlang lag er daardoor een braakliggend stuk grond aan de rand van de binnenstad. Kunnen we dat idee van die heide niet hier uitvoeren, vroeg Groot. Ook de wethouder bleek deze plek een doorn in het oog, en al snel was alles in kannen en kruiken.’
‘Ik maakte één impressie in Photoshop. Op bureau werkte ik een schets uit tot een globale plattegrond. Als ingrediënten nam ik de stereotype elementen van de Hoge Veluwe: een glooiend landschap met heide, grove dennen, berken en een zandverstuiving. Daarna ging het vrij snel, de projectontwikkelaar ging akkoord met een tijdelijk gebruik van deze plek en de gemeente bekostigde de aanleg.’
‘Bij de kweker kochten we ‘tweede keus’ bomen, die met hun imperfecties veel beter aansloten bij het beeld dan de te kunstmatige standaard bomen. Vervolgens was zand nodig, dat konden we gratis krijgen van een bouwlocatie in Arnhem: Saksen Weimar. De glooiing stond aardig op papier, maar de rest van het ontwerp werd eigenlijk op het oog, ter plaatse ingericht. Ook de hei werd bij een kweker besteld, struikhei en dophei.’
‘Het resultaat was aardig, sommigen vonden het poëtisch en idyllisch. Ik vond het eigenlijk tuttig. Er was ook gras ingezaaid, het leek al snel niet meer op de Veluwe. De vegetatie sloeg niet aan, het werd steeds lelijker. Het was altijd een idee in het park een kunstwerk te plaatsen, het eerste idee was een standbeeld van een huilende wolf, met als achtergrond dat als we de natuur de stad inhalen, de wolf er ook bij hoort (die kwam net in het nieuws, omdat die gespot zou zijn binnen Nederlandse grenzen). Het kunstwerk was in de maak, maar op hetzelfde moment bleek dat Burgers Zoo een kunstwerk aan de stad wilde schenken vanwege hun honderdjarige bestaan. Florentijn Hofman vond het een fantastische plek voor zijn dertig meter lange ‘aardvarken’. We grepen dit aan om het park te vergroten en – na slechts een half jaar – een complete make-over te geven.’
‘Ik had het idee om tweedehands plaggen van de Hoge Veluwe te gebruiken, dan hadden we ‘the real thing’. Alex van Hooff, directeur van Burgers Zoo, bracht me in contact met baron Van Voorst tot Voorst, de eigenaar van park de Hoge Veluwe. Hij zei: kies maar iets! Voor het park zijn de plaggen onkruid, wij konden ze goed gebruiken. We hebben de plaggen op karren de stad ingereden en letterlijk als tegels teruggelegd. Als je alleen al één pol met Veluwebeplanting bekijkt, dan is dat een kunststuk van mos, heide en andere plantjes. Het resultaat was niet van echt te onderscheiden.’
‘Het vereist wel iets van onderhoud: de grond raakt verrijkt door hondenpoep, en zaden van distels en brandnetels waaien erin. Een beetje grond kwam uit Burgers Zoo, maar daar zat de Japanse duizendknoop in, die nu overal de kop opsteekt. Onderdeel van de strategie was ook dat als de plaggen helemaal vertrapt zouden worden door kinderen of niet zouden aanslaan, dat dat ook niet erg zou zijn, want dat we dan een zandvlakte over zouden houden, net als een zandverstuiving.’
‘Het resultaat werkte zo goed, dat ik sindsdien in mijn werk veel meer gebruik van ‘natuurtransplantatie’, door plant en bodemmateriaal direct uit de omgeving te oogsten of te transporteren. Ik vind het heel belangrijk dat er een bewustwording komt en liefde voor het landschap. Ik zie het als een soort hernieuwde Engelse landschapsstijl, toen ontwerpers idyllische landschappen de stad in wilde halen. Nu doe ik dat opnieuw. Maar dan niet met Engelse landschappen, maar met al die échte landschappen die zo tot de verbeelding spreken en zich vaak direct buiten de stad bevinden. Er is niets beter dan ‘the real thing’.’